83. Een opgezette klier in mijn linker oksel
Een week, na ons bezoek aan de plastisch chirurg, zitten we er weer, maar nu in een andere wachtkamer. Deze afspraak vind ik een stuk spannender dan die van vorige week. Weer is Robert van de partij. Op een of andere manier ben ik bang dat als ik doe alsof het niet meer mis kan gaan, het noodlot anders zal beslissen. De vorige keer toen ik vertrouwen had dat het goed zou gaan, ging het goed mis. Ik wil dit ooit nog wel ‘loskoppelen’ op wat voor manier dan ook. Juist de overtuiging dat alles
goed is en verder goed zal gaan, levert de energie op die ik zo hard nodig heb om door te gaan en te genieten van het leven …

Er ligt in de wachtkamer op de tafel een puzzel van Jan van Haasteren, zo’n hele drukke met allemaal miniscenes in een ziekenhuis. Het valt me meteen op dat ik het heel slecht zie. Waarschijnlijk zijn mijn ogen achteruit zijn gegaan sinds de laatste keer dat ik gepuzzeld heb. Ik moet door mijn leesgedeelte naar het voorbeeld kijken dat ongeveer een halve meter voor mij op tafel staat en dat voelt heel onnatuurlijk Daarnaast kan ik die miniscenes ook helemaal niet goed zien en komt het neer op aardig wat gokwerk en invulling. Je moet je voorstellen dat ik met mijn hoofd helemaal achterover door het onderste randje van mijn brillenglazen aan het kijken ben. Misschien toch maar even mijn ogen opnieuw laten opmeten na de vakantie. Na een kort moment van ‘oh, wat een drukke puzzel, dit is niet te doen’ breekt er een moment aan van overzicht en krijg ik de smaak te pakken. Ik begin handen, voeten, neuzen, plinten, bedden, computers, kleuren, enzovoort te herkennen en leg er zo tien stukjes in. Er ontstaat in mij een opgejaagd gevoel omdat ik meer stukjes wil leggen voordat ik opgeroepen word. Ik ga er helemaal in op en heb geen enkel besef meer van de tijd totdat Robert vraagt: ’Hoe laat heb jij eigenlijk die afspraak?’ Ik kijk op de klok en zie dat het al 14 uur is. ‘Eh, 13.30 uur’.
De wachtkamer is op 1 mevrouw na helemaal leeg terwijl er na ons meerdere mensen binnengekomen, opgeroepen en weer vertrokken zijn. Ik loop naar de secretaresse en vraag of er misschien bij het aanmelden iets mis is gegaan omdat mijn tijd allang voorbij is en ik nog niet opgeroepen ben. Dat is inderdaad het geval. Ze biedt haar excuses aan voor het ongemak en brengt ons even later, in de wachtkamer, nog een uitrijkaart om het goed te maken. Ik ben alweer aan het puzzelen en
zit met een gehaast gevoel het bord af te speuren naar een puzzelstukje met paars. Het ligt er niet, de puzzel is waarschijnlijk niet eens compleet.
zit met een gehaast gevoel het bord af te speuren naar een puzzelstukje met paars. Het ligt er niet, de puzzel is waarschijnlijk niet eens compleet.
Een jonge vrouw komt me uit de wachtkamer halen. Ik loop achter haar aan het kleedhokje in en kleed me van boven uit. Als ik

Waarom?’ ‘Om onderzoek te doen naar de opgezette lymfeklier die ze op de scan hebben gevonden’. Koortsachtig denk ik na over welke scan ze het kan hebben. Waarschijnlijk is mijn gezicht een groot vraagteken. Ze kijkt op het computerscherm en zoekt naar de precieze reden van de echo. ‘Er is een opgezette lymfeklier gezien op de PET CT- scan die u heeft gehad’. Ik ben in de war en voel een hele lichte paniek opkomen. Ik heb echt geen idee welke scan ze bedoelt. Heel kort popt er een optie op in mijn hoofd: ik heb een onderzoek gehad waar ik niet helemaal bij ben geweest. Heb ik iets gemist? ‘Mijn volwassen stuk veegt alles van tafel: ‘dat kan niet want ik heb al een hele tijd geen scan gehad. ‘Is het niet van iemand anders?’ We checken mijn geboortedatum en ze verzekert me dat dat er toch echt staat. Ik houd voet bij stuk dat dat onjuist is omdat ik voor de jaarlijkse controle kom en voor niks anders.

Ik vermoed dat ze me inmiddels ziet als een hysterische patiënt die met twee voeten in de ontkenning staat. Ze belt de arts en na kort overleg komt ze terug. Het is inderdaad de bedoeling dat we een mammografie doen en daarna mag ik meteen langs de chirurg voor een lichamelijk onderzoek en de uitslag van de mammografie.
Poeh, dat was even een flashback!! Opgelucht haal ik adem. Gelukkig is er (nog) niks aan de hand. We lopen naar het apparaat, vanaf nu valt alles weer mee omdat er geen opgezette klier is gevonden. Grappig hoe het werkt, ‘alles is perspectief’. Ze klemt mijn linkerborst tussen de 2 platen, draait ze steeds strakker en vraagt aan mij of het gaat. Ik ga er maar van uit dat ze geen eerlijk antwoord van me verwacht en ik knik met mijn hoofd. Ik sta zo verkrampt en onnatuurlijk dat het me in de rug schiet. Om te voorkomen dat ik in elkaar zak en straks aan een borst aan het apparaat hang, houd ik mijn adem in en keer ik naar binnen om me af te sluiten van de angst om te vallen en de pijn in mijn rug en borst. En klaar alweer. Dat wil zeggen
het horizontale gedeelte. Ze staat bij de computer en geeft aan dat ze even moet wachten tot de foto’s binnen zijn. Ik kan me nietherinneren dat het eerder zoveel tijd tussen horizontaal en diagonaal zat en mijn inwendige onruststoker gooit maar eens een balletje op. ‘Ze ziet iets op de foto en zegt zo dat ze toch even de radioloog wil laten meekijken’ … ‘De foto is mislukt, hij moet nog een keer en misschien daarna nog een keer’ … ‘ja, ze zijn binnen’, zegt ze. We gaan door naar het diagonale
gedeelte. Wat dat betreft ben ik blij dat ik nog maar een borst heb, wat een marteling iedere keer. Heel even vraag ik me af hoe dat dan straks moet als ik een nieuwe borst heb. Ik stel de vraag niet omdat ik daar zo snel mogelijk weg wil.

Terug naar de wachtkamer waar ik meteen verder ga met de puzzel. Weer leg ik er een paar stukjes in. Ik kan me best voorstellen dat het voor sommige mensen heel fijn is om te puzzelen. Je denkt namelijk alleen maar aan de stukjes die je zoekt. Je scant alle losse stukjes op kleur, vorm en onderdelen van de afbeelding. Heerlijk mindful in je eigen bubbel. Alle zorgen verdwijnen voor heel even.
Totdat ik weer uit de wachtkamer gehaald word. Robert gaat dit keer met me mee naar binnen. De arts snapt hoe het werkt en zegt voordat ik zit al dat de foto er goed uitziet. Ze geeft aan dat zij het onderzoek naar de opgezette klier natuurlijk niet aangevraagd heeft. ‘Ze hebben waarschijnlijk naar oude gegevens zitten kijken’. Ze laat me de foto zien van de borst ter ondersteuning van haar ‘het ziet er goed uit’-verhaal en ik ben het met haar eens: ‘ziet er prima uit’. Ze vertelt dat er wel een kliertje te zien is, maar deze zit er al langere tijd en is niet veranderd.
Ze onderzoekt mijn rechterkant en vraagt of ik ergens last van heb. Gelukkig heb ik nergens last van. ‘Voelt het strak?’, ‘Neu, valt wel mee’. We hebben het even over mijn bezoek bij de plastisch chirurg en wat er besproken is. Ik vraag haar hoe het gaat bij mensen die twee borsten willen reconstrueren, nemen ze dan de hele buik weg? Zij legt mijn vraag anders uit dan ik hem bedoel en zegt: ‘Je bedoelt als het afsterft of ze dan de rest van je buik gebruiken? Ja, dat kan’. Dat was niet wat ik bedoelde, maar wat ze zegt, stelt me wel gerust. Dus ook als het weefsel afsterft is het niet einde oefening en kunnen we het nog een keer doen. Misschien wel net zo lang tot al mijn overtollige vetjes gebruikt zijn. Hmmm, misschien niet in eerste
instantie de bedoeling, maar ook niet het einde van de wereld. Heb wel het een en ander over. Ik zal het
koesteren voor het geval dat.
Ik ben weer een jaar goedgekeurd en ik ben blij. Ergens voelt het alsof ik dan een heel jaar geen kanker kan krijgen, een soort schijnveiligheid. Dat is ook fijn en beter dan helemaal geen veiligheid.
augustus 2025
vorige: 82. Een nieuwe borst
volgende: tsja, zal er nog een volgende komen?